BMI, hoe betrouwbaar is deze berekening eigenlijk?
Je hebt er vast weleens wat over gehoord: de BMI meting, oftewel de Body Mass Index. Op basis van je leeftijd, lengte, gewicht en geslacht kun je een uitrekenen of je een gezond lichaamsgewicht hebt. Tenminste, dat wordt beweerd. Ikzelf vind de BMI erg onbetrouwbaar. Waarom? Dat zal ik je uitleggen.

De BMI geeft een gezondheidsindicatie op basis van je geslacht, lengte, lichaamsgewicht en leeftijd. Er wordt niets met het vetpercentage en het spierpercentage gedaan. Dit zijn juist de belangrijkste meetgegevens om te bepalen of iemand een gezond of ongezond lichaam heeft.
Een voorbeeld: je bent een sportieve man van 1.90 m, 35 jaar en weegt 91 kilo en je doet veel aan krachttraining. Volgens de BMI heb je overgewicht, terwijl je juist een gezond en sterk lichaam hebt.

BMI, nog steeds erg populair
Grote organisaties als het Voedingscentrum, de Hartstichting en het KWF geven op hun websites nog steeds de mogelijkheid om je BMI te berekenen. Hartstikke goed! Want wanneer je echt overgewicht hebt dan komt dat er vaak ook uit. Helaas ontbreekt het vaak wel aan de juiste informatie over de uitslag. Zo komt een groep gezonde mensen onterecht in de categorie ‘Overgewicht’.

Wat ik een betere manier vind
Mijn advies is om juist het vetpercentage en spierpercentage regelmatig te meten. Dit kun je bij veel fitnessclubs en personal trainers laten doen. Bij de huisarts kun je vaak ook je jezelf laten meten. De verhouding tussen deze twee percentages vertellen vaak meer over jouw gezondheid dan de BMI.

Vaak voel je zelf wel aan of je een aantal kilo (vet) teveel om je lijf hebt hangen. Wanneer je na twee trappen oplopen 2 minuten nodig hebt om bij te komen, dan is dat een teken dat je wat aan je gezondheid moet doen. Tegen dit signaal kan geen berekening op!

(Binnenkort ook jouw lifestyle coach?),
Michiel